Visie is een groot woord, maar dit onderdeel is vooral bedoeld om iets weer te geven van mijn kijk op en kijken naar religieuze instituten. Deze visie is met name gebaseerd op ruim tien jaar ervaring als adviseur voor diverse religieuze instituten.

Maatschappelijk belang van religieuze instituten was groot

Religieuze instituten hebben een grote rol gespeeld bij de opbouw van het huidige zorg-, hulpverlenings- en onderwijsstelsel. Zij zijn pioniers geweest op deze terreinen. Hun rol is later door de overheid overgenomen. Het doet veel religieuzen pijn om te zien hoe de kwaliteit van ‘hun’ voorzieningen verslechtert en om bij de werknemers in die voorzieningen soms een beperkte bezieling te ervaren.

Behoefte aan kloosters als terugtrek- of bijtankplekken groeit

Zonder een al te romantisch beeld te willen schetsen, kan ik met een gerust hart zeggen dat kloosters oases van rust zijn. Aan dergelijke oases van rust als tijdelijke ‘terugtrekplek’ of ‘bijtankplek’ is in onze jachtige en gestreste samenleving steeds neer behoefte. Helaas neemt het aantal vitale bijtankplekken als gevolg van vergrijzing van de kloostergemeenschappen geleidelijk af.

Veel religieuze instituten zijn op weg naar voltooiing

De meeste kloosters en religieuze instituten zitten in de fase van voltooiing. Het jongste lid is vaak de zestig al ruim gepasseerd en het aantal leden neemt gestaag af. Voor taken die vroeger in eigen kring vervuld konden worden, moet nu – min of meer noodgedwongen – een beroep op derden worden gedaan. Zo’n mogelijke derde ben ik dus.

Religieuze instituten als een bijzondere tak van sport

Religieuze instituten vormen een bijzondere tak van sport, die zowel door het kerkelijk recht als door het burgerlijk recht wordt geregeerd en waar familiegevoel en zakelijkheid met elkaar strijden.

Religieuze instituten als familiebedrijven?

De laatste jaren doet de vergelijking tussen religieuze instituten en familiebedrijven opgeld.

Deels kan ik deze vergelijking onderschrijven. Religieuze instituten hebben leden. Zij zijn weliswaar geen bloedverwanten van elkaar, maar vormen samen wel een geestelijke familie, een gemeenschap van religieuzen, die elkaar weliswaar niet gekozen hebben, maar verbonden zijn door een gezamenlijke spiritualiteit. Als je de vergelijking met families doorzet, dan vormt een religieus instituut een familie met fraaie en minder fraaie kanten. Het familieboek bevat witte bladzijden, maar soms ook grijze of zelfs zwarten. Een familie viert familiefeesten, maar heeft ook familiegeheimen. Niet alle familieleden liggen elkaar even goed. Sommige familieleden hebben geschiedenis met elkaar die tot op de dag van vandaag onderhuids voelbaar is. De religieuze familie is bovendien ‘ongewenst kinderloos’ gebleven. Toen de huidige leden intraden, gingen de meeste leden ervan uit dat er na hen nieuwe leden zouden blijven komen. De continuïteit van het religieus instituut was vanzelfsprekend en alle taken zouden binnen de familie uitgevoerd kunnen blijven worden. Dat de meeste religieuze instituten in Nederland nu in een fase van voltooiing van religieus leven in de huidige vorm zitten, is voor sommige leden dan ook een hard gelag. Er is in  eerste instantie vaak schroom om iemand van buiten binnen te halen, maar als iemand eenmaal binnen is en het vertrouwen wint, kan een positie ook onaantastbaar worden en het vertrouwen grenzeloos. Het gevaar van vergroeien met het instituut en je gaan gedragen als een lid van het religieus instituut is – zeker als je van hetzelfde geslacht bent – niet geheel denkbeeldig. Ik heb daarvan in mijn directe werkomgeving voorbeelden gezien en ook gezien hoe dat volledig mis kan lopen. Opgebouwd vertrouwen kan als sneeuw voor de zon verdwijnen: vertrouwen komt te voet maar gaat te paard!

Enige professionele distantie is en blijft dan ook noodzakelijk. Het besef geen lid te zijn en dat ook niet te (kunnen) worden helpt daarbij. Het organiseren van je eigen oppositie – dat klinkt wat tegenstrijdig ik weet het – en/of intervisie om vergroeiing en bedrijfsblindheid te voorkomen trouwens ook!

Tanende bestuurskracht

De bestuurlijke situatie bij religieuze instituten is een bijzondere: er is kerkrechtelijk sprake van eenhoofdig leiderschap dat in de meeste gevallen periodiek door alle leden (rechtstreeks of getrapt) wordt gekozen. In principe kunnen alleen eigen leden het bestuur van het religieus instituut vormen.  Het gevolg is dat er bestuurders op functies zitten die daar nooit om hebben gevraagd. Bovendien zitten zij er vaak niet voor even, maar hebben zij ‘levenslang’ als bestuurder. Zij voelen zich (super)verantwoordelijk. Bestuurders hebben dan ook vaak  leeftijden waarop mensen in de normale seculiere samenleving – zelfs na de komende verhogingen van de pensioengerechtigde leeftijd – al jaren met pensioen zijn. Deze bestuurders hebben – al dan niet noodgedwongen – de neiging om sterk op adviseurs te leunen. Voor een adviseur is het een valkuil om op de stoel van de bestuurder te gaan zitten c.q. zich daarop te laten zetten en daarmee informeel de bestuurder te worden. Een degelijke situatie is in mijn ogen onwenselijk!

Ik ben er dan ook een groot voorstander van om als de bestuurskracht tanende is – hoe lastig ook – tijdig na te denken over mogelijkheden om de bestuurskracht te versterken door bijvoorbeeld samen te gaan met andere onderdelen van het religieus instituut, of een procedure te starten om te proberen niet-leden in het bestuur opgenomen te krijgen of leden van elders op de wereld te vragen het bestuur te komen versterken. Een dergelijke oplossing vergt uiteraard maatwerk.

Enige verzakelijking is noodzakelijk

Sommige religieuze instituten hebben vooral een ‘orale traditie’. Dat klinkt prachtig, maar betekent vaak dat zaken onderling worden besproken en niet op papier worden gezet. Dat kan bijvoorbeeld gaan om huur- of pachtovereenkomsten met derden. Onbedoeld hebben derden zich daardoor wettelijk rechten verworven. Als je het als adviseur zaken op papier gaat zetten, kan dat aanvankelijk weerstand oproepen omdat het als een ongewenste verzakelijking wordt gezien die niet past bij de traditie van het religieus instituut. Zelf heb ik in dat opzicht bijzondere ervaringen als het gaat om de introductie van begrotingen en het schrijven van een toelichting bij een tot dan toe puur cijfermatige jaarrekening. Soms blijkt er ook licht te zitten tussen de beleefde werkelijkheid en de formele werkelijkheid. Zo had een klooster het eigendom van een gebouw in de boeken staan, terwijl het juridische eigendom lag bij een kerkelijke instelling waarvan men dacht dat die al ter ziele was.

Onbekend maakt onbemind

Religieuze instituten worden als fenomeen in de samenleving steeds onbekender, maar maken er nog steeds deel van uit. Zij staan niet ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en zijn daardoor voor derden lastig vindbaar. Het openen van een bankrekening op naam van het instituut kan bijvoorbeeld veel uitleg en tijd vergen. Het aantal notarissen met kennis van kerkelijk recht neemt af.

Vurig pleidooi: bestem én besteed tijdig uw vermogen

Bij voltooiing als religieus instituut of kerkelijke instelling hoort ook de charismatische voltooiing qua tijdelijke goederen (de kerkrechtelijke term voor vermogen). Een vurig pleidooi van mijn kant om als bestuur en leden tijdig te bepalen wat er met het nog aanwezige vermogen moet gaan gebeuren. Het is verstandig om de bestemming van het resterend vermogen vast te leggen in een materieel testament, een bestedingsplan te maken en een begin te maken met de daadwerkelijke besteding. Als het laatste lid van het religieus instituut overlijdt en het vermogen (bijna) op is, heb je het als religieus instituut goed gedaan. Bovendien voorkom je zo dat het restantvermogen te zijner tijd speelbal wordt van hogere kerkpolitiek!

Ik onderschrijf van harte de volgende tien geboden van het christelijk zakendoen:

  • Onderneem in afhankelijkheid;
  • Houd de communicatie levend;
  • Maak geen gebruik van macht;
  • Sta regelmatig stil en geniet;
  • Toon respect voor ouderen;
  • Wees creatief en open voor nieuwe ideeën;
  • Blijf trouw aan beloften;
  • Maak een eerlijke verdeling;
  • Baseer je mening op feiten;
  • Gun de ander haar of zijn succes.

Deze tien geboden zijn opgesteld door de ‘Christian Business and Management Committees’

Back to top
Privacyvoorkeuren
Wanneer u onze website bezoekt, kan deze via uw browser informatie opslaan van specifieke services, meestal in de vorm van cookies. Hier kunt u uw privacyvoorkeuren wijzigen. Het is vermeldenswaard dat het blokkeren van sommige soorten cookies van invloed kan zijn op uw ervaring op onze website en de diensten die we kunnen aanbieden.
 
Klik om Google Analytics-trackingcode in/uit te schakelen.
Klik om Google Fonts in/uit te schakelen.
Klik om Google Maps in/uit te schakelen.
Klik om video-embeds in/uit te schakelen.
Deze website maakt gebruik van cookies, voornamelijk van diensten van derden. Definieer uw privacyvoorkeuren en/of ga akkoord met ons gebruik van cookies.